Eindelijk kreeg de Slak na al die dagen terug een klein beetje trek.
Net toen hij in een sappig blad van een paardenbloem wilde bijten, werd hij voorzichtig
beetgepakt en opgetild. “Aaah, een slak. Helix Pomatia, een zeldzaam exemplaar
van de Sorte Antiqua, denk ik, met heel interessante Radula!”. Bijziende oogjes achter dikke brillenglazen
bekeken de Slak langs alle kanten. Het was de professor. De professor was zeer
bekend in de wijde omtrek. Hij was altijd op ontdekking in de natuur en wilde steeds de laatste nieuwtjes kennen over planten en dieren. Als het
moest, nam hij de dieren mee om ze te bestuderen. En thuisgekomen moest hij ze
in het ergste geval dood maken om open te snijden. Altijd alles “in naam van de
wetenschap”. Toen de professor de slak in een doos stopte, wist hij natuurlijk
dat het nu aan hem zou zijn! Eerst was hij verstijfd van schrik. Toen riep hij
kwaad: “Hela, wat denk jij wel!” “Rustig, rustig”, bromde de man. “Ik ben een
professor en jij bent een zeldzame Helix Pomatia Antiqua. Zéér interessant.”
De
Slak zuchtte. Hij was helemaal geen zeldzame
Helix Pomatia Antiqua. Hij was gewoon “de
Slak”. Iedereen kende hem zo. Nog nooit had iemand hem zo’n gekke naam gegeven.
“Als jouw vrienden jou roepen, roepen ze
dan soms “Homo Sapiens”, wilde de
Slak weten.
“Natuurlijk niet!”, riep de professor. “Niemand noemt mij zo. Ik ben Thaddeus: voor de vrienden ‘den Thadde’ en voor mijn
vrouw ‘Thaddientje’, antwoordde de professor dromerig.
“Zie je wel”, riep de Slak blij, “Jij maakt van ons zomaar “dingen” die je kan bestuderen, maar je moet naar de dieren zélf kijken. Ik ben dé Slak en ik wil nu verder. Zet me alsjeblieft neer!”
Verbluft nam de professor de Slak uit zijn
doos en zette hem weer op de grond.
“Tot ziens, Thaddeus”, riep de Slak
vrolijk, blij dat hij terug vrij was. Maar de professor zei helemaal niets
meer. Hij nam zijn (lege) doos en ging op weg naar huis.
-
nog 22
dagen tot Kerstmis –