"Voor een doodgewone slak ben ik veel te kostbaar", ritselde de boom. "Ik ben een zijdeboom, want van mijn bladeren kunnen miljoenen zijderupsen zich voeden. Uit hun spinsel wordt dan de fijnste zijde geweven.Jij bent maar een vies, slijmerig dier."
"Ik mag er ook zijn", zei de Slak rustig. "Het slijm zorgt ervoor dat mijn voet geen verwondingen oploopt. Ik loop over dat slijm als over een tapijt. En wat dat kruipen betreft: ik wed dat ik sneller kan lopen dan jij."
Daar wist de boom geen antwoord op. Daarom zweeg hij maar.
Na een tijdje fladderde er een klein blaadje voor de Slak op de grond. Uitgehongerd begon de Slak eraan te knagen. "Dankjewel", zei hij, toen hij genoeg gegeten had. "Je bladeren zijn werkelijk iets heel bijzonders."
"Wat doe je eigenlijk hier?", vroeg de moerbeiboom na een tijdje. "En wat een grote frons heb je op je voorhoofd!?"
De Slak zuchtte..."mijn hoofd zit zo vol dat het bijna ontploft!", zei hij en hij vertelde de moerbeiboom over de kramp in zijn voet en over al zijn ontmoetingen met het jongetje, de muizen, de professor, de vlinders, de kever en de nar..."Iedereen zegt iets anders! wat moet ik hier nu mee beginnen!?"
De boom ritselde een beetje en zei toen: "je zal zoveel antwoorden krijgen als je mensen en dieren ontmoet. Het hangt er immers allemaal maar vanaf hoe je de dingen bekijkt. Of je ze door een blijde, een verdrietige, een boze of een bange bril bekijkt."
Toen zweeg hij, want moerbeibomen praten maar eens in het jaar en aan deze kleine slijmerige slak had hij plotseling niet alleen een klein blaadje, maar ook zijn toespraak van het jaar weggegeven.
- nog 11 dagen tot Kerstmis -