De Slak werd met rood betraande
ogen wakker van…van een liedje! "Slak, slak in je huisje. Slak, slak, met je vier horens, ben je thuis?
Slak, slak steek uit die kop! Straks komt er een muis, die eet je op!”
Nieuwsgierig stak de Slak zijn slaperige kop uit zijn huisje, maar meteen kreeg
hij een tik op zijn zachte voelsprieten. Snel dook hij terug, weg in zijn
huisje. Opnieuw hoorde hij het liedje. Voorzichtig keek hij naar buiten. Weer
kreeg hij een pijnlijke tik op zijn voelsprieten. En daar klonk het liedje
alweer, maar deze keer trapte hij er niet in.
"Als je me iedere keer een tik geeft, kom ik niet meer naar buiten. Dan kun je zingen zoveel je wilt", mopperde de Slak vanuit zijn huisje.
"Maar dat is toch een leuk spelletje", hoorde hij van buiten.
"Voor jou misschien", riep de Slak, "maar mij doet het pijn. Mijn voelsprieten zijn mijn gevoeligste plekjes. Het zijn geen horentjes, hé!? Het zijn mijn ogen!” Nu kwam er geen antwoord meer. Héél voorzichtig, millimeter voor millimeter, kwam de Slak uit zijn huisje. Hij zag een jongetje, niet ouder dan zes, zeven jaar, dat hem met grote ogen aankeek.
"Zijn dat echt je ogen? Meen je dat", vroeg het jongetje fluisterend.
"Echt waar", antwoordde de Slak trots.
"Dat is gek", zei de jongen. "Kun je daarmee ook om de hoek kijken?"
"Natuurlijk", antwoordde de Slak opgewonden. Hij draaide zijn voelsprieten een beetje zodat het jongetje kon zien hoe gemakkelijk dat ging.
“Waaauw”, zei het jongetje. Hij probeerde ook met zijn ogen te draaien zo ver als hij kon. "Jij kan dus ook achter jou kijken zonder dat je jezelf moet omdraaien!?"
"Ah ja", zei de Slak, "als ik mij elk keer zou moeten omdraaien, maak ik alleen nog maar rondjes. Dan raak ik nooit verder!" Nu moest het jongetje lachen. "Waar ga je naartoe", vroeg hij nieuwsgierig.
De Slak zuchtte. Dat wist hij niet. "Ik heb pijn in mijn voet en ik ben ook een beetje verdrietig", zei hij. "Maar ik weet niet goed waarom. Misschien ben ik al te oud? Misschien weet ik te veel? Jij bent nog klein, jij hebt lekker nergens last van."
"Oh, maar dat is niet waar, hoor. Klein zijn, is ook niet altijd leuk en zeker niet gemakkelijk!", riep het jongetje. De Slak geloofde er niets van."Jij moet nergens aan denken", zei hij, "voor jou wordt gezorgd!".
Het jongetje keek de Slak lang aan. Het bleef even stil. Toen vertelde het jongetje: "Gisteren stond ik op de speelplaats en drie grote jongens hadden de boekentas afgepakt van een kleinere jongen. Hij wou die terug, maar ze hebben hem op de grond gegooid en geslagen. Die jongen moest keihard huilen. Ik was zooo kwaad, Slak. Maar wat kon ik doen? Ze keken zelfs niet naar mij, ik ben eigenlijk nog kleiner dan die kleine jongen. Ik huilde ook...maar ik was vooral kwaad, het was niet eerlijk!". Het jongetje kreeg opnieuw tranen in zijn ogen. De Slak keek stil naar de jongen. “Dàt was het", dacht hij toen. Dàt was het gevoel dat hij in de loop der jaren was kwijtgespeeld. Hij kon zich niet meer opwinden in zo’n dingen, zoiets gebeurt elke dag. Hij werd niet meer woedend of driftig. Hij was “volwassen” geworden. Hij schaamde zich er een beetje voor. Hij was nu al zo oud en wijs, maar eigenlijk was het jongetje nog veel slimmer dan hij. Hij huilde tenminste nog als hij zo’n dingen zag gebeuren.Het jongetje zag dat de Slak geschrokken was van zijn verhaal en wou hem wat opvrolijken.
"Hier", zei hij. "Dat is voor jou. Het zal je helpen om de moed niet te verliezen."
"Als je me iedere keer een tik geeft, kom ik niet meer naar buiten. Dan kun je zingen zoveel je wilt", mopperde de Slak vanuit zijn huisje.
"Maar dat is toch een leuk spelletje", hoorde hij van buiten.
"Voor jou misschien", riep de Slak, "maar mij doet het pijn. Mijn voelsprieten zijn mijn gevoeligste plekjes. Het zijn geen horentjes, hé!? Het zijn mijn ogen!” Nu kwam er geen antwoord meer. Héél voorzichtig, millimeter voor millimeter, kwam de Slak uit zijn huisje. Hij zag een jongetje, niet ouder dan zes, zeven jaar, dat hem met grote ogen aankeek.
"Zijn dat echt je ogen? Meen je dat", vroeg het jongetje fluisterend.
"Echt waar", antwoordde de Slak trots.
"Dat is gek", zei de jongen. "Kun je daarmee ook om de hoek kijken?"
"Natuurlijk", antwoordde de Slak opgewonden. Hij draaide zijn voelsprieten een beetje zodat het jongetje kon zien hoe gemakkelijk dat ging.
“Waaauw”, zei het jongetje. Hij probeerde ook met zijn ogen te draaien zo ver als hij kon. "Jij kan dus ook achter jou kijken zonder dat je jezelf moet omdraaien!?"
"Ah ja", zei de Slak, "als ik mij elk keer zou moeten omdraaien, maak ik alleen nog maar rondjes. Dan raak ik nooit verder!" Nu moest het jongetje lachen. "Waar ga je naartoe", vroeg hij nieuwsgierig.
De Slak zuchtte. Dat wist hij niet. "Ik heb pijn in mijn voet en ik ben ook een beetje verdrietig", zei hij. "Maar ik weet niet goed waarom. Misschien ben ik al te oud? Misschien weet ik te veel? Jij bent nog klein, jij hebt lekker nergens last van."
"Oh, maar dat is niet waar, hoor. Klein zijn, is ook niet altijd leuk en zeker niet gemakkelijk!", riep het jongetje. De Slak geloofde er niets van."Jij moet nergens aan denken", zei hij, "voor jou wordt gezorgd!".
Het jongetje keek de Slak lang aan. Het bleef even stil. Toen vertelde het jongetje: "Gisteren stond ik op de speelplaats en drie grote jongens hadden de boekentas afgepakt van een kleinere jongen. Hij wou die terug, maar ze hebben hem op de grond gegooid en geslagen. Die jongen moest keihard huilen. Ik was zooo kwaad, Slak. Maar wat kon ik doen? Ze keken zelfs niet naar mij, ik ben eigenlijk nog kleiner dan die kleine jongen. Ik huilde ook...maar ik was vooral kwaad, het was niet eerlijk!". Het jongetje kreeg opnieuw tranen in zijn ogen. De Slak keek stil naar de jongen. “Dàt was het", dacht hij toen. Dàt was het gevoel dat hij in de loop der jaren was kwijtgespeeld. Hij kon zich niet meer opwinden in zo’n dingen, zoiets gebeurt elke dag. Hij werd niet meer woedend of driftig. Hij was “volwassen” geworden. Hij schaamde zich er een beetje voor. Hij was nu al zo oud en wijs, maar eigenlijk was het jongetje nog veel slimmer dan hij. Hij huilde tenminste nog als hij zo’n dingen zag gebeuren.Het jongetje zag dat de Slak geschrokken was van zijn verhaal en wou hem wat opvrolijken.
"Hier", zei hij. "Dat is voor jou. Het zal je helpen om de moed niet te verliezen."
Hij gaf de Slak een cadeautje dat hij die ochtend zélf van
Sinterklaas had gekregen. Het was een ster, een ster van plastic die licht
geeft op je kamer. Het jongetje was soms wat bang in het donker.
"Dankjewel", zei de Slak. "Dankjewel lief jongetje, ik zal het goed bijhouden en als ik verdrietig ben of bang, dan zal ik naar deze ster kijken."
"Dankjewel", zei de Slak. "Dankjewel lief jongetje, ik zal het goed bijhouden en als ik verdrietig ben of bang, dan zal ik naar deze ster kijken."
Geen opmerkingen:
Een reactie posten